De Colombo Tragedie
Levens van drie jonge bekwame oorlogsvliegers voorgoed verwoest
Wie was William Burck?

William John Burck

De ouders van de 2e Lt. William John Burck vestigden zich in 1916 in 'de Oost' in verband met de benoeming van zijn vader als chemisch ingenieur bij de BPM (Bataafse Petroleum Maatschappij). In 1918 verhuisde de familie naar Batavia i.v.m. de benoeming van Senior tot Directeur van ‘s Rijks Opiumfabriek aldaar. In Batavia werden zijn zussen Pauline en Els geboren.

‘Wil’ volgde de lagere school van 1918-1925 zowel in Batavia als Den Haag. Gevolgd door de 5 jarige HBS in Batavia.

In 1930 vervulde hij zijn militaire dienstplicht bij de pantser compagnie in Bandoeng.

Hierna ging hij naar Parijs waar zijn moeder met zijn 2 zussen verbleef. In 1931 ging Wil in Leiden medicijnen studeren, maar brak na 1.5 jaar die studie af en trok naar Frankrijk waar hij een vliegersopleiding in Toussus - Le Noble (vlak bij Parijs) ging volgen. Hij behaalde met glans enkele brevetten als sportvlieger en maakte met zijn vliegprestaties zoveel indruk, dat hij al gauw de bijnaam van ‘Deuxième Lindbergh’ kreeg.

In Parijs leerde hij de Poolse Maria Urbancik kennen. Op 18 januari 1936 werd uit die relatie hun eerst kind geboren: William John. Op 5 juni 1937 trouwde Wil met Marja en wilde in Frankrijk een carrière als verkeersvlieger opbouwen. Het was zijn vader die hem een baan met ongekend perspectief op Lands Opiumfabriek aanbood (1).

Het jonge gezinnetje scheepte in en vertrok naar Batavia. De in het vooruitzicht gestelde job, was echter niet datgene Wil ervan verwachtte en hij meldde zich als piloot bij KNILM (Koninklijk Nederlands Indische Luchtvaart Maatschappij) niet realiserend, dat zijn Franse brevetten ongeldig waren in Nederlands – Indië.

Er restte om zijn idealen te verwezenlijken nog één mogelijkheid: in 1937 tekende Wil een verbandakte voor 7 jaar bij de Militaire Luchtvaart van het KNIL en kreeg, gelet op zijn achtergrond (HBS opleiding en Franse vliegbrevetten) de rang van militair-brigadier.

In 1938 werd hij toegelaten tot de 2 jarige officiers opleiding als adspirant-waarnemer.

In 1940 breidde het gezinnetje zich uit met een dochtertje Elsa Magenna. 7 Juli 1941 volgde de benoeming/beëdiging als 2e luitenant-vlieger en werd hij gestationeerd op de basis Tjililtan (bij Batavia).

2e luitenant-vlieger William John Burck (1911-1981)

1937

7 jarige verbandakte bij het KNIL Standplaats Bandoeng

7 juli 1941

Beëdiging als 2e lt. Standplaats Thilitjan (Batavia) (ingedeeld bij de Tweede Afdeling van de Glenn Martins (2VL.G.III – Cdt Kapitein W.F. Boot))

8 december 1941 – 22 januari 1942

Als 1e piloot van een van de 9 bommenwerpers en Cdt van een patrouille eenheid naar Malakka gedirigeerd o.a. (‘reconnaissance vluchten’)

24 januari 1942

Ingezet in de luchtstrijd boven Sembawang (Java)

30 januari 1942

Vertrek met 18 tal collega vliegers, telegrafisten/monteurs naar  
Australië (Brisbane) om 7 toestellen op te halen.

Na terugkeer op de basis in Java, opdracht tot evacuatie vluchten naar Australië (Brisbane)

4 april 1942

Ingedeeld bij het 18e Squadron NEI. In die periode tot de dag voor zijn arrestatie diverse ‘missies’ met zijn crew uitgevoerd.

11 november 1942

Zijn arrestatie.

 

Na procesvoering en jaren van detentie, na voorlopige invrijheidsstelling (1950) oneervol ontslag uit militaire dienst met bijkomende straf voorwaarden.

(1) T.b.v. Anno 2009/10 Begripsvorming ’s-Lands Opiumfabriek Batavia

De eerste Opiumfabriek dateerde van 1894 en werd gebouwd op het landgoed Struiswijk bij Batavia. I.v.m. verhoogde productie werd op het omliggende terrein in 1901 een nieuwe fabriek gebouwd en werd tegelijk de aanleg van een spoorweg gedaan om aanvoer van de tonnen heulsap uit de havens te versnellen.

In de nieuwe fabriek waren een tiental leidinggevende Europeanen en variërend van 600 (in het beging) tot 1000 (in de latere jaren) inheemse dagloners werkzaam.

De opium fabricage uit het geïmporteerde heulsap was een grote industrie geworden. In de begin jaren werd ruim 100 ton ruwe opium uit Bengalen aangevoerd en verwerkt to 70 ton ‘tjandoe’. De bruto opbrengst bedroeg ruim 23 miljoen gulden en de staatswinst gemiddeld jaarlijks ruim 21 miljoen gulden!

Handel en bestuur , begroting en leger – alles draaide in de Nederlandse Oost om opium. De opium baten wedijveren om de eerste plaats in de gigantische koloniale inkomsten.

Toen nieuwe technieken hun intrede deden, werd alles nog groter aangepakt. De zelf kokende Chinezen werden een passee en de staatswinkel waar het wettige opium als postzegels over de toonbank gingen, verrezen in de gehele archipel.

De staatinkomsten liepen op tot 10% van de balans en bedroop eeuwenlang de overheid met opium baten.

Bron: Wettig Opium – 350 naar Nederlands Opium handel

ISBN 906265735 4 CIF NUGI 646 – 1995 In de Knipscheer/Singel 450

Amsterdam 1017 AV – auteur : Edwald Van Vught

 


'Een proces dat nooit had mogen plaatsvinden'

Uitspraak van mr. S. J. baron van Tuyll van Serooskerken, de raadsman van de 'hoofdverdachte' de 2de lt. William J.Burck, welke hij in 1981 in een interview met de auteur van het boek 'De Colombo Tragedie' J.C. Bijkerk herhaalde en accentueerde door het 'Plancius proces' te omschrijven als een 'rechterlijke dwaling'.

Mr. S. J. baron van Tuyll van Serooskerken was gepensioneerd oud Secretaris-Generaal Ministerie BUZA, lid van de Raad van State, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Groot Officier in de Orde van Oranje Nassau.