De Colombo Tragedie
Levens van drie jonge bekwame oorlogsvliegers voorgoed verwoest
personalia L.H. van Oyen


Ludolph Hendrik van Oyen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Ludolph Hendrik van Oyen (of Oijen) ('s-Gravenhage 25 april 1889 - 28 juli1953) was een Nederlands luitenant-generaal, waarnemend commandant van het Nederlands-Indische leger en bevelhebber van het ML-KNIL ten tijde van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

Ludolph Hendrik van Oyen begon zijn militaire carrière bij de cadettenschool in Alkmaar vanaf 1906, vervolgens, tot 1911, op de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Vanaf 1922 tot 1925 volgde hij in de rang van kapitein de Hoogere Krijgsschool te Den Haag en werd na afloop aangesteld als majoor en bevelhebber van het LA-KNIL. Dit zou hij onder verschillende rangen blijven tot aan het moment dat hij werd gepromoveerd tot generaal-majoor in 1940. Als bevelhebber van het ML-KNIL wist hij deze flink uit te breiden met het oog op de Japanse opmars aan het begin van oorlog. In 1942 werd hij benoemd tot plaatsvervangend bevelhebber van vice-Maarschalk sir Richard Peirse, die het commando voerde over de luchtstrijdkrachten binnen de ABDACOM. Een samenwerking tussen de Amerikaanse, Britse, Nederlandse en Australische strijdkrachten. Deze samenwerking werd aan de vooravond van de val van Java opgeheven omdat de opperbevelhebber generaal sir Wavell er geen heil meer in zag. Een maand later, op 6 maart 1942, vluchtte luitenant-gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, Van Mook, samen met onder andere Van Oyen, naar Australië. Drie dagen later capituleerde Nederlands-Indië. In Australië werd Van Oyen belast met het voltooien van de vliegopleiding van Nederlandse vliegers die ook naar Australië waren vertrokken. Deze vliegopleiding vond uiteindelijk plaats op de vliegbasis Jackson in de staat Mississippi.

In oktober 1943 werd Van Oyen gepromoveerd tot luitenant-generaal en waarnemend legercommandant van het Nederlands-Indische leger ter vervanging van luitenant-generaal ter Poorten, die op dat moment krijgsgevangen was genomen door de Japanners. Van Oyens opdracht was het zo veel mogelijk heropbouwen van de Nederlandse strijdkrachten met het oog op een Japanse capitulatie. Nadat Nederlands-Indië grotendeels weer was heroverd probeerde Van Oyen, en de opperbevelhebber van de Nederlandse marine Helfrich, de Britten ervan te overtuigen het Nederlandse gezag zoveel mogelijk te herstellen. Het Indische leger stond op dat moment nog onder gezag van de Britten. Beide Nederlandse generaals waren van mening dat Soekarno en de pas uitgeroepen Republiek Indonesia de kop ingedrukt moesten worden. De Engelsen, onder aanvoering van Lord Mountbatten, en de commandant in Batavia, Christison weigerden dit. Uiteindelijk bood Van Oyen, als laatste drukmiddel, zijn ontslag aan bij Van Mook, evenals Helfrich. Hij werd opgevolgd door generaal Spoor, wiens ideeën niet veel verschilden van die van Van Oyen. Hij verkreeg eervol ontslag in januari 1946. Van Oyen bleef tot aan zijn overlijden in 1953 commandant van het Rode Kruis-korps. Van Oyen was ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, officier in de Orde van Oranje-Nassau, lid in de Orde van het Bad, commander in de Orde van Merit en 5de klasse Zilveren Kruis in de Orde van Virtuti Militari (Polen).

Bronnen, noten en/of referenties:

  • Biografie Instituut voor Nederlandse Geschiedenis
  • Unithistories.com

 


'Een proces dat nooit had mogen plaatsvinden'

Uitspraak van mr. S. J. baron van Tuyll van Serooskerken, de raadsman van de 'hoofdverdachte' de 2de lt. William J.Burck, welke hij in 1981 in een interview met de auteur van het boek 'De Colombo Tragedie' J.C. Bijkerk herhaalde en accentueerde door het 'Plancius proces' te omschrijven als een 'rechterlijke dwaling'.

Mr. S. J. baron van Tuyll van Serooskerken was gepensioneerd oud Secretaris-Generaal Ministerie BUZA, lid van de Raad van State, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Groot Officier in de Orde van Oranje Nassau.